Wanneer is ongevraagd adviseren geoorloofd?

We adviseren elkaar wat af in organisaties. Voor interne en externe adviseurs is adviseren dagelijkse kost, maar ook managers kunnen adviseren (‘raad geven’) inzetten als manier van beïnvloeding.

Zonder iemand die een vraag stelt valt er weinig te adviseren, zou je zeggen. Toch adviseren we vaak genoeg als de vraag niet helder is en soms zelfs als er helemaal geen vraag is gesteld. Onder welke voorwaarden is dat geoorloofd en wanneer kan het waardevol zijn? Die vraag verken ik in dit blog.

Adviseren bij een onheldere adviesvraag

De stelling ‘onder elke adviesvraag zit het echte probleem verborgen’ is onder beroepsadviseurs gemeengoed. Het is een interessante stelling. In de eerste plaats omdat ik hem herken in mijn eigen adviespraktijk. Het is de kunst voor iedere adviseur om met de ander opbouwend in gesprek te gaan over zijn vraag. Niet zelden leidt dat gesprek tot een aangescherpte vraag en dus tot een meer trefzeker advies. Het is zelfs mogelijk dat de aanscherping van de vraag al genoeg voor de ander is om zelf verder te kunnen.

De stelling is ook interessant omdat hij ook een valkuil is. Dan slaat hij door naar vooringenomenheid: ‘mensen die een advies willen, weten per definitie niet wat ze vragen’. Dan luister en kijk je minder goed. Je vooringenomenheid benevelt niet alleen de zintuigen, het tast ook je loyaliteit aan. Je bent niet meer bezig met de ander maar met jezelf, of beter gezegd met wat jij vindt dat de echte vraag van de ander zou moeten zijn.

Het is juist die loyaliteit, de intrinsieke behoefte om dienend te zijn aan wat voor de ander belangrijk is, die de adviseur ertoe aanzet om het gesprek over de adviesvraag aan te gaan. Niet omdat je de ander bij voorbaat op andere gedachten wil brengen, maar omdat je precies wilt begrijpen wat de ander vraagt. En dus hou je ook rekening met de mogelijkheid dat deze adviesvrager wel precies weet wat hij vraagt. Deze loyaal-nieuwsgierige houding is het beste recept tegen zendingsdrang, belerendheid, product-pushing en stokpaardberijding.

Adviseren zonder adviesvraag

Onder adviseurs (maar ook onder vrienden, familieleden en levenspartners) kan de overtuiging leven dat het hen vrij staat om op elk moment van de dag de ander ongevraagd bloot te stellen aan wat zij denken dat voor hem nastrevenswaardig zou zijn (‘weet je wat jíj zou moeten doen…’), alsof we elke gelegenheid om de eigen deskundigheid aan te reiken moeten aangrijpen. Deze overtuiging heeft in vele zakelijke en persoonlijke relaties al behoorlijk wat onheil aangericht. Ongevraagd adviseren lijkt namelijk een vrijblijvende aangelegenheid (‘zie maar wat je ermee doet’), maar er zitten toch nogal wat haken en ogen aan.

Ongevraagd adviseren ligt ten eerste relationeel lastig, omdat de boodschap ‘je bent een sukkel dat je dat zelf niet ziet’ onder de oppervlakte voelbaar is. Veel mensen zijn daar uitermate gevoelig voor. Een goede gesprekstechniek kan veel ondervangen, maar bij het vijfde ongevraagde advies zal de ander toch het gevoel bekruipen dat hij blijkbaar wordt ingeschat als iemand die nogal wat zaken over het hoofd ziet.

Een volgende valkuil doet zich voor als je ongevraagd gaat adviseren in lopende (advies)trajecten. Als de ander je advies overneemt zal het traject ongemerkt uitdijen. Dit heeft vooral waarde voor je ureninzet, maar de beheersbaarheid van het traject vermindert evenredig.

Tenslotte overschatten we stelselmatig de ontvankelijkheid van de ander voor ons ongevraagde advies. Mensen kunnen nu eenmaal behoorlijk eigenwijs zijn. Als ze dat gewoon zouden zeggen was er niets aan de hand, maar in de praktijk brengen ze afwijzende signalen, omwille van de beleefdheid, nogal eens omfloerst (‘interessant zeg, ik zal erover nadenken’). Als je dat niet opmerkt en volhardt in je beïnvloedingspogingen, zal je al snel het ‘daar heb je hem weer’-stempel opgedrukt krijgen. Dat imago zal je ook in je gevraagde advisering dwarszitten.

De juiste snaar

Dit wil niet zeggen dat ongevraagd adviseren verboden terrein is. Een goed advies, dat op het goede moment bij de juiste persoon onder de aandacht wordt gebracht, kan wonderbaarlijk uitwerken, soms zelfs pas jaren na dato. Veel waardevolle veranderingen zijn gestart met een ongevraagd advies dat net de juiste snaar raakte. Als je selectief bent op de urgentie van je advies voor de ander en als je weet wanneer je je pogingen moet staken als de ander zich niet ontvankelijk toont, kun je je deskundigheid met maximale effectiviteit inzetten voor de organisatie waarvoor je werkt.

Annemarie Mars, september 2011


Voor de liefhebber

Hoofdstuk 12 van De functie van frictie‘ gaat onder andere over ongevraagd adviseren.

De functie van frictie

Fotocredits: “Two pelicans have their eye on me-1=” by Sheba Also 18 Million Views is licensed under CC BY-SA 2.0
Lees meer →

Moet je weerstand gewoon negeren?

Ik hoor het veranderaars wel eens zeggen:

‘Weerstand? Je moet het gewoon negeren’.

Dit advies intrigeert me mateloos. Het lijkt immers haaks te staan op wat ik er tot nu toe over geschreven heb: ‘je moet het (eerst) erkennen’. Maar ik heb ook situaties gezien waarin het negeren van weerstand werkte! En dus ga ik deze maand op onderzoek uit waar beide uitspraken elkaar ontmoeten of tegenspreken.

Dan moeten we wel eerst helder hebben wat we dan precies zouden moeten negeren. Daarvoor zie ik drie opties. (meer…)

Lees meer →

Op welke manieren kun je ruimte geven in een verandering?

Ruimte is essentieel in veranderingen. Door ruimte te geven kunnen mensen een inbreng geven. Daar wordt die verandering doorgaans beter van en het voorkomt het not invented here-syndroom als mensen met besluiten worden geconfronteerd waar ze niet in zijn gekend.

‘Hoe meer ruimte; hoe beter’, zou je zeggen. Toch is dat maar ten dele waar. Veranderingen kunnen net zo goed last hebben van te veel als van te weinig ruimte. De kunst is dus om ruimte goed te doseren. En dus is het belangrijk dat je het gehele palet aan mogelijkheden overziet.

In dit blog geef ik vijf mogelijkheden, die tot elk het domein behoren van één van de veranderstrategieën uit mijn boek Hoe krijg je ze mee?


De ruimte om een al ingevulde verandering verder uit te werken (‘moeten’)

Als er al besluiten genomen zijn die de verandering dichttimmeren, is er weinig ruimte over voor een inbreng. Als dat de situatie is, moet je daar helder over zijn. Er is dan alleen nog de mogelijkheid voor de ander om de details in te vullen. Omdat die beperkte ruimte waarschijnlijk niet met gejuich ontvangen zal worden, is een heldere uitleg nodig waarom de ruimte ‘boven’ al moest worden ingevuld.

De ruimte om mee te denken/ te adviseren (‘weten’)

Bij meedenken doe je een beroep op de denkkracht van de ander. Je vraagt hem om die denkkracht om te zetten in argumenten, analyses, ideeën, scenario’s, conclusies en aanbevelingen die je kunt verwerken in de verandering . Dat mes snijdt aan twee kanten: de verandering wordt getoetst door degenen die hem tot leven gaan wekken en de overtuigingskracht van het verhaal wordt groter door de wetenschap dat erover is meegedacht.

In deze vorm is het aan jou om te bepalen wat je met de inbreng van de ander doet. Je houdt jezelf de ruimte voor om het er niet mee eens te zijn en zijn inbreng niet over te nemen. Het is zaak die verwachtingen vooraf goed te delen om teleurstellingen te voorkomen. Aan de andere kant moet je van goeden huize komen om de inbreng te negeren, kwetsbaar als je je maakt voor het verwijt dat de vraag om een inbreng slechts een rituele dans was om te doen wat je toch al van plan was.

De ruimte voor inspraak en onderhandelen (‘willen’)

Bij inspraak krijgt de ander de ruimte om zijn eigen voorkeur, belang of wens uit te spreken in de invulling van de verandering, zodat je kunt kijken of je het kan honoreren of compenseren. Dat kan uiteraard alleen als er daartoe ‘wisselgeld’ beschikbaar is.

Als je deze vorm inzet moet je wel beseffen hoe onrustig mensen kunnen worden als er schaarse voordelen te verdelen zijn in een vage procedure. Degene die wel eens in de uitverkoop in een drukke winkel heeft gestaan zonder de mogelijkheid een nummertje te trekken, kent het gevoel. Deze vorm vraagt dus maximale transparantie om het verwijt van willekeur en vriendjespolitiek te voorkomen.

De ruimte om de eigen verandering begeleid vorm te geven (‘leren en ontdekken’)

Bij deze vorm geef je de ander de ruimte om invulling te geven aan de verandering van zijn eigen werk. Dat klinkt mooi en dat kan het ook zijn, maar het lastige is dat hij niet in alle situaties geschikt is. Deze vorm doet een beroep op de reflectie van de ander over zijn eigen effectiviteit in het werk. Voor mensen voor wie de huidige situatie geen probleem is (ontkenning) of die zich tegen de verandering verzetten (weerstand) is hij dus niet geschikt. Hij is alleen geëigend als de verandering nog dermate open ligt dat de ander het gevoel heeft er een wezenlijke stempel op te kunnen drukken.

Jij hebt in deze vorm de rol van procesbegeleider en stelt de juiste vragen op het juiste moment om het reflectieproces van de ander op gang te helpen en te houden. Je hebt geen oordeel over de uitkomst waar de ander mee komt. En daar zit bij deze vorm de adder onder het gras. Je kunt niet iemand ruimte geven de verandering zelf vorm te geven om vervolgens de uitkomst af te keuren als hij je bij nader inzien tegenvalt. Dan was blijkbaar geen sprake van vormgeven, maar van uitwerken, meedenken of inspraak, met bijbehorende verwachtingen.

Deze vorm loopt tenslotte tegen zijn grenzen aan als je hem inzet in een groep mensen waar grote tegengestelde belangen spelen. Als je in zo’n situatie mensen vraagt om ‘er zelf uit te komen’ ontstaat er geen gezamenlijke zoektocht, maar een arena waar het recht van de sterkste zal gelden. Het is passender om dan de vorm ‘inspraak’ te kiezen.

De ruimte voor zelfbeschikking (‘loslaten’)

In deze meest vergaande vorm laat je het geheel aan de ander om te bepalen of er überhaupt een verandering aan de orde is en hoe deze eruit zou moeten zien. Je neemt afstand van je rol als veranderaar en stopt met welke sturing dan ook. Het is niet ondenkbaar dat dit de ander activeert om uit zichzelf met iets mooiers te komen dan jij ooit had kunnen bedenken, maar het is ook mogelijk dat die ander overgaat tot de orde van de dag. Wat de ander ook kiest, jij hebt daar geen oordeel over. Een oordeel verraadt immers dat je sturing onder de oppervlakte nog steeds aanwezig is. Hij zal onvermijdelijk voelbaar zijn voor de ander.

Tenslotte

Al deze vormen hebben met elkaar gemeen dat je (een deel van) de uitkomst van de verandering uit handen geeft. Je zet de ander in als (mede)veranderaar. Dat zal zich uitbetalen in verbinding aan de verandering, maar alleen als je in woord en daad openstaat voor zijn inbreng. Valkuilen treden vooral op als je deze vijf vormen met elkaar verwart, met als gevolg dat bij de ander de indruk ontstaat dat er meer ruimte is dan je kunt geven. Weinig ruimte krijgen is niet fijn, maar valse ruimte krijgen is erger.

Annemarie Mars, januari 2013

Fotocredits: ”Canada Geese” by Pen Waggener is licensed by CC-BY-2.0
Lees meer →

Is verandermanagement passé?

Eén van de weinige zekerheden in dit leven, naast de aanwezigheid van de zwaartekracht, is dat hetgeen vandaag ‘in’ is, morgen weer ‘uit’ is. Het vakgebied verandermanagement staat de laatste jaren dermate in de belangstelling dat de vraag zich voordoet of we ook hier met een modeverschijnsel, een hype, te maken hebben die dus ook weer overgaat.

Voor mij als ‘beroepsveranderaar’ is dat geen onbelangrijke vraag. Voor het eerst in deze reeks heb ik zelf belang bij het antwoord. Dat beseffende waag ik toch een poging. (meer…)

Lees meer →