Als je eens een paar minuten stuk hebt te slaan, Google dan eens op model verandermanagement. De veelheid aan vakjes, pijlen en kleuren is overweldigend.
Ook ik heb daaraan mijn steentje bijgedragen, dankbaar voortbouwend op de modellen van anderen. Ik durf dus te zeggen dat ik ervaringsdeskundige ben in het maken, bewerken en gebruiken van verandermodellen.
Ik neem je graag mee in de voorkeuren die ik in de loop der jaren heb ontwikkeld.
Liever een aspectenmodel dan een fasemodel
Je hebt grofweg twee soorten modellen. Er zijn fasemodellen die veranderingen opknippen in stappen die achtereenvolgens doorlopen dienen te worden. En er zijn aspectenmodellen met meerdere ‘brillen’ om door te kijken of ‘knoppen’ om aan te draaien.
Mijn voorkeur gaat sterk uit naar aspectenmodellen, omdat die me overzicht bieden bij het reflecteren over de vraag wat me te doen staat.
Fasemodellen of stappenplannen beantwoorden die vraag al voor je. Dat geeft alleen maar schijnzekerheid. In een complexe wereld zijn er teveel variabelen die bepalen wat je volgende stap is. En in een continu veranderende wereld kun je in stap één nog helemaal niet weten wat stap vijf gaat zijn.
Liever beschrijvend dan normatief
Dan blijven er nog genoeg aspectenmodellen over om uit te kiezen. Ook daarbinnen heb ik een voorkeur. Of eigenlijk een afkeur. Namelijk voor modellen die een rangorde aanbrengen in hun (vijf, zes, acht) aspecten. Blauw is fout en groen is goed. Als je een leider van categorie X bent, dan ben je een held en van categorie Y een sukkel.
Ik vind normatieve modellen inhoudelijk lastig te hanteren omdat je nooit los van de situatie kunt bepalen wat het beste zal werken. Wat in de ene situatie werkt, brengt in de andere schade toe.
Maar ik heb nog een ander probleem met normatieve modellen: het zijn reflectiekillers. Als je ze inzet in een gesprek over de verandering, pikken mensen feilloos het signaal op dat er afkeuring op de loer ligt als ze toegeven zelf te worstelen met het mindere vakje.
Weg dialoog, weg verandering.
Niet te ingewikkeld a.u.b.
De modellen die dan nog overblijven variëren enorm in hun complexiteit. Modellen met veel vakjes, niveaus, pijlen en ronkende terminologie imponeren me wel maar ze helpen me niet. Ze maken mijn situatie, die al complex van zichzelf is, alleen maar complexer.
Maar het tegenovergestelde – een simpel model – is ook niet wat ik zoek. Ik zoek vooral een model dat de essentie raakt van de vraag die me op dat moment in de greep houdt. Dat een model die potentie voor me heeft voel ik meteen. Het openbaart zich in het gevoel van opwinding als herkenning en een –voor mij!- nieuw perspectief elkaar ontmoeten.
Dus?
‘Het’ beste model bestaat niet. De kracht van een model is maar ten dele zijn eigen verdienste. Het is de vraag van de gebruiker die hem tot leven wekt.
Annemarie Mars, maart 2017
Voor de liefhebber
De functie van frictie bestaat uit vier delen. In elk deel werk ik met een eigen model op basis van een metafoor, die ik stap voor stap uitbouw om de interventies te laten zien waarmee je disfunctionele frictie losmaakt.